Skip to content

Literatuur op nummer 333

‘k Ben Brahman, maar we zitten zonder meid. J.A. dèr Mouw 1863 – 1919

Als één van de voormalige bewoners van de Laan van Meerdervoort het verdient om in dit boek opgenomen te worden, dan is het wel Johan Andreas dèr Mouw. Niet omdat hij de bekendste Nederlandse dichter is, want dat is hij bij lange na niet, maar vanwege zijn veelzijdigheid. Zijn lijst met interesses en studies is bij wijze van spreken net zo lang en divers als de laan waar hij de laatste twaalf jaar van zijn leven woonde. Hij was classicus, docent, sanskritist, astronoom, filosoof, wiskundige, taalkundige, schrijver en de laatste vijf jaar van zijn leven ook dichter. Hij wordt een geniale man genoemd. ‘Alle wetenschap van de wereld was in zijn hoofd gevaren,’ schrijft Gerrit Komrij over hem.
Zijn eerste dichtbundel heeft hij net niet meer zien verschijnen. Hij corrigeerde de drukproeven nog, maar overleed vlak voor de publicatie. Het pseudoniem waaronder hij deze bundel uitbracht is ‘Adwaita’, wat ‘tweeheidsloos, de tweeheid te boven’ betekent.

Dèr Mouw was een rusteloze zoeker naar een spiritualiteit waarbinnen hij de eenheid van het lichaam en de geest, van het ik en de omgeving kon beleven. Opgegroeid in een orthodox-protestants gezin, oversteeg hij op latere leeftijd de dualiteit van het christendom. Hij werd geïnspireerd door oosterse mystiek waarin het Ik (Atman) en de Wereldziel (Brahman) een onverbrekelijke eenheid vormen en niet zonder elkaar kunnen bestaan. Deze verbondenheid, die hij zelf in zijn leven ook ervaarde, maakte dat hij eenzelfde liefde voelde voor het kleine, als voor het grote. Dit heeft zijn gedichten hun eigen, unieke kleur gegeven:

Als zij me geeft mijn bordje havermout,
En ‘k zie, haar vingertoppen zijn gespleten,
Dan voel ik éénzelfde adoratie branden
Voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.

Dèr Mouw was een intens en hartstochtelijk levend mens. Hij was het prototype van de verstrooide professor en hunkerde tegelijkertijd naar aardse liefde. Uit brieven is op te maken dat zijn seksuele voorkeur uitging naar jongens en mannen, maar hij trouwde op zijn dertigste met Nans van Enst. Het echtpaar adopteerde later een dochtertje.

Met zijn lange, puntige baard moet hij op de laan een opvallende verschijning zijn geweest. Hij maakte er dagelijks zijn wandelingetje. Met zijn hoofd vol Brahman en de kosmos, zag hij ook de achteloos weggegooide bananenschil, die hij opraapte om te voorkomen dat er iemand op zou uitglijden.
Dèr Mouw raakte de laatste jaren van leven in een sociaal isolement. Zijn werkkamer werd meer en meer zijn wereld. Hier schreef hij zijn poëzie.

De tafel ligt vol met opengeslagen boeken,
Mijn leven heb ik vermorst met wijsheid.

Back To Top